Bijdragen aan tijdschriften, o.m. Appel titel : Bijdragen aan tijdschriften, o.m. Appel
1e druk : 1998

Mijn verhalen kwamen in uiteenIopende culturele of literaire tijdschriften.

November 1998 publiceerde het Vlaams-Nederlands tijdschrift Appel mijn verhaal De brug. (zie fragment)

In het meinummer 1991 van Mens en Gevoelens, het tijdschrift van Margreet Dolman (Paul Haenen) en Dammie van Geest stond mijn verhaal Een gifgroene Skoda.

                                                                                                                          

 In het najaar van 1991 kwam Tasten in het duister in het tijdschrift Begane Grond (CREA Amsterdam).

                                                                     

 

Fragment

Uit: De brug

Razendsnel remt de trein af, tot hij met een doodssnik tot stilstand komt. Een nuchtere stem klinkt door de luidspreker: "Dames en heren, vanwege een ongeval heeft deze trein een nog onbekende vertraging. Dank u."
"Je wordt bedankt." De slungel haalt voor de vuist weg een studieboek uit zijn koffertje en begint te bladeren.
Met een "Huh, wat gebeurt er?" licht het meisje haar walkman even op.
"Er heeft zich weer iemand voor de trein gegooid." Gretig praat de jongen haar bij. Alsof hij een gratuite opmerking over het weer heeft gemaakt, schuift ze de koptelefoon onmiddellijk weer over haar oorschelpen. Ze wiegt verder op de muziek waarvan voor ons alleen een dreun hoorbaar is.
"Het is toch wat. Vroeger hoorde je dat zelden," murmelt een grijs hoofd. Ik voel me, net als de anderen in de coupé, niet geroepen om te reageren.
"Waarom moeten ze net mijn trein uitkiezen?" drenst de student. "Laten ze andere mensen toch niet met hun problemen opzadelen. Gewoon tabletten, in je eigen bed, dan heeft geen mens er last van." Ook nu reageert niemand. De stilte wordt onbehaaglijk.
"Het kan natuurlijk ook een echt ongeluk zijn," kwek ik.
De man schuin tegenover me trekt zijn wenkbrauwen op. Hij blijft me aankijken. Als mijn ogen langs de andere gezichten wegvluchten, zie ik slechts medelijden om zoveel naïviteit. Alleen de oude vrouw blikt hoopvol naar me op. Nog steeds zijn daar zijn ogen. Alsof hij me mijn opmerking kwalijk neemt.
Een sigaret. Ik sta op en haast me naar het balkon. Ik steek mijn hoofd uit het raam, maar er is niets te zien. Natuurlijk niet, zo'n trein heeft een lange remweg, we hebben de plek des onheils al ver achter ons gelaten. Ik ben de enige op het balkon. De andere reizigers wachten geduldig af in hun coupé.

Op de spoordijk komt een conducteur voorbijlopen. Hij trekt een onverschillig gezicht, al fluit hij nog net geen vrolijk wijsje. In zijn handboek staat waarschijnlijk dat hij vooral ontspannen op een ongeval moet afstappen om de passagiers niet te verontrusten.
Met een klap sla ik het stoeltje neer. De deur van de coupé gaat open: mijn overbuurman. Behoedzaam sluit hij de deur weer. Alsof hij de anderen niet op een idee wil brengen. Hij slaakt een diepe zucht.
Ik begin aan mijn tweede sigaret en wil het pakje in mijn zak stoppen. Ik bedenk me en houd hem het doosje voor: "Wilt u ook een sigaret?"
"Ik rook eigenlijk niet," zegt hij verontschuldigend.
Zijn donkere stem klinkt weldadig. Echt zo'n stem waarmee de ergste onheilsboodschap nog aangenaam klinkt.
"Eigenlijk niet, maar soms wel?" probeer ik ad rem te zijn.
"Ik doe mijn best om eraf te blijven. Nu lukt het dus niet."
Hij gaat er serieus op in. Een vermoeide glimlach, terwijl hij een sigaret uit het doosje pakt en zich bukt. Ik geef hem vuur en bekijk ondertussen steels zijn gezicht. De donkere wenkbrauwen contrasteren vreemd met zijn blonde haar. Zijn gladde gezicht wordt op zijn kin doorkliefd door een flinke kuil. Zijn ogen fonkelen, maar dat komt door het vlammetje van mijn aansteker.
"Dank je." Hij tutoyeert me. Die onzin ook om u te zeggen tegen iemand van mijn leeftijd.
In een rustige beweging duwt hij het stoeltje tegenover mij omlaag.

Ik hoef niet eens te kijken of hij naar me kijkt. Geen centimeter van mijn lijf ontsnapt aan de inspectie van Big Brother. Maar ik ben zijn kleine zusje niet.
Bijna begin ik te verlangen naar een walkman om er niet meer bij te horen. Ik schokschouder, het lukt niet om zijn blikken af te schudden. Ik tel tot tien en dan zal ik terugkijken tot hij zijn voyeursogen beschaamd neerslaat. Als om mijn voornemen aan te kondigen kuch ik.
(...)