Pretpark titel : Pretpark
pagina's : 114
illustraties : Luiz Oliveira, omslag
uitgeverij : TIC
1e druk : 2005
ISBN : 90 76043 91 4


Een pretpark bestaat 40 jaar en heeft een groep 40-jarigen uitgenodigd om een dag te gast te zijn. Antje is één van hen.
De gebeurtenissen confronteren haar met de keuzes in haar leven: haar werk als journaliste, kinderloosheid en liefdes.
Al snel voelt ze zich een vreemde eend in het uitgelaten gezelschap. Ze denkt dat ze te nuchter is voor sprookjes en mythes, maar wordt desondanks meegesleept in onaardse ervaringen. Bovendien voelt ze zich, meer dan haar lief is, aangetrokken tot Jacob, ook een buitenstaander in het gezelschap. Hij lijkt alles onder controle te hebben, terwijl zij gaandeweg de grip op zichzelf en de wereld om haar heen verliest. Slaat ze een nieuwe weg in op het kruispunt van haar leven?

Fragment

De geur van vochtig rubber stijgt op uit het donker. Onopvallend heb ik mijn neus diep in de badtas gestoken en ik adem in. Mijn rode badpak zit er niet in. De prikkende wol die uitlubberde als zij nat werd en wat erger was: elk vezeltje zoog zich vol met chloorwater. Met die loodgordel moest ik leren zwemmen. Geen wonder dat ik kopje-onder ging.
Een tik op mijn schouder. Pietje Daniëls, ik weet het zeker. Ik pak mijn badtas steviger vast. De vorige week ging hij er ook joelend mee vandoor. Slingerend over het schoolplein, gooide hij hem rakelings over me heen naar Jantje van Assem en nam hem snel weer met een overwinnaarsblik over.
Ik stond erbij en keek ernaar, de armen langs mijn lijf. Tot ik boos werd, op de grond stampte en Pietje alleen maar harder lachte. Tot ik verdrietig werd, 'Pietje, alsjeblieft' smeekte.
Hij kwam voor me staan, mijn tas bungelde voor mijn neus. 'Voor een zoen,' commandeerde hij.
Pietje zoenen was wat ik al eeuwen wilde, maar niet nu hij het eiste. Stijf kneep ik mijn lippen op elkaar.
'Gaat u mee, mevrouw? We worden in het restaurant verwacht.'
Het is Pietje niet, maar Junior Manager C. Witvliet, zoals op zijn badge te lezen staat. Hij knikt me klantvriendelijk toe. De andere 39 zijn me reeds voorgegaan.
Twee uur geleden stonden we nog als vreemden op het station in Utrecht op de bus te wachten. Uit alle windstreken waren we door een centrerende kracht bij elkaar gedreven. Zeker één ding hebben we alle veertig gemeen: op de dag af drieëneenhalve maand geleden zijn we veertig geworden. Dit verlate verjaardagsfeestje hadden we nog te goed.
Dat schept zo te zien een band, vrolijk dansen de somber geruite badtassen op hun rug. Ik slof achter hen aan.

Onverstoorbaar staan ze als een ereboog opgesteld op de brede trap naar het restaurant, drie aan weerszijden. De lange Romeinse mantels zijn in rijke plooien om hen heen gedrapeerd, de blote voeten steken in sandalen. Met hun kale hoofd zijn het net ontgroende feuten. Als ik echter dichterbij kom, lijkt het of ze roze badmutsen met geschulpte plooitjes op hun hoofd hebben.
Wat peuterde ik vaak een bres in het onverstoorbare systeem van regelmatige uitstulpinkjes, terwijl ik tegelijkertijd wist dat het dan ook meteen afgelopen was. Een badmuts waaronder je haren nat worden, is geen badmuts meer.
De anderen grinniken, stoten elkaar aan en weten zich geen raad. Ze glippen maar snel over de drempel. Voordat ik naar binnen ga, kijk ik even opzij.
Mijn blik wordt omhoog getrokken, er komt geen eind aan de mantel. Uiteindelijk verschijnt een hoofd met de badmuts als kroon. Snel heb ik de afstand gemeten. Ik ben klein, dus ik moet een correctiemarge inbouwen, maar die vent is zeker twee meter dertig. Dat bestaat niet, hij staat natuurlijk op stelten. Maar ik zag net toch sandalen? Ik struikel over de drempel.
De laatste van de groep zie ik nog juist een zaal inlopen. Bijdehandje is al aan het redderen: 'Ga jij daar zitten,' wijst ze iemand een plaats toe. 'Kom jij hier,' grijpt ze een ander bij de arm.
In de bus heeft ze zich ook meteen als reisleidster opgeworpen. Net voor Zwolle kwam ze naar me toe: 'Wissel jij van plaats met haar?' Ze wees naar een bleek, mager meisje.
Nou ja, meisje. Eveneens veertig dus, maar heel jong gebleven.
'Ze is misselijk, snap je.'
Verontschuldigend keek Ziekjes me aan. Alsof ze ook maar gestuurd was. En ik, schaap, heb me naar achteren laten dirigeren, terwijl ik niet voor niets op de invalidenplaats achter de chauffeur was gaan zitten. Een stoel zonder buren en vooral voorin de bus, probaat middel tegen wagenziekte.
De vrijgekomen plaats achterin was naast een arrogante bal, die verdiept in een boek zat. Gatsie, lezen in de bus, blijkbaar had hij absoluut geen aanleg voor wagenziekte. Arrogant keek nauwelijks op toen ik naast hem ging zitten.
Maar daar had je Bijdehandje weer. 'Zij hebben geruild,' wees ze met beide armen. 'Wagenziek, hè. Dus toen zei ik: meid, dan moet je voorin gaan zitten.'
Arrogant glimlachte mededogend. Om Ziekjes, om Bijdehandje of om mij? Waarschijnlijk om alle drie, hij had zichtbaar geen hoge dunk van ons gezelschap.
'Pssssttt.' Bijdehandje heeft zich omgedraaid en maant ons met een vinger op haar mond tot stilte. Junior Manager knikt haar dankbaar toe. Zenuwachtig voor zijn onbetekenende optreden in het voorprogramma humt hij een keer. Zijn tikje tegen de microfoon klinkt als een donderslag, waarvan hij zelf het meest schrikt.
'Voordat de General Manager mr. Robes u zal toespreken, heb ik eerst enkele zakelijke mededelingen. Na zijn toespraak wordt u hiernaast nog een kopje koffie met gebak aangeboden. Om 12 uur 15 verwachten we u in dit restaurant terug voor de lunch. Als u behoefte heeft aan een tussendoortje, vindt u wellicht iets van uw gading in de u verstrekte badtas.'
Een stevige man vlak voor mij schiet in de lach. Tussen de ingang en het restaurant heb ik hem al twee broodjes zien weghappen. Ongetwijfeld had hij ook op schoolreisjes zijn lunchpakketje voor tien uur op. Door de dag heen toonde hij zich een gretig afnemer van het voedsel dat de anderen niet opkregen. Die voorkwamen daardoor gezeur van hun moeder over een tekort aan vitaminen. Of litanieën als: 'Weet je wat ze met slechte eters doen? Die stoppen ze in een gesticht om te leren eten'.
'Dan een dringend verzoek. Wilt u eerst uw naam en adres invullen op het kaartje in het venstertje van uw badtas? Een pen vindt u in de tas.'
Alsof hij heeft afgeteld stort iedereen zich onmiddellijk op zijn tas. Ik vis de pen eruit en haal het kaartje met de stippellijntjes uit het mica hoesje. Iedereen een badge op of een naamkaart om de hals zoals kinderen die onder begeleiding reizen, vinden ze blijkbaar wat gênant. Daarom is gekozen voor deze speelse oplossing. Ze zitten allemaal ijverig alle vereiste gegevens in te vullen. Ze doen maar, ik laat mijn doopceel niet lichten. Met hanepoten stempel ik alleen ANTJE.
Ik kijk om me heen. Achter me zit Arrogant, hij is ook al klaar. JACOB lees ik. Geamuseerd zit hij het gedoe om zich heen te bekijken.
'Mag ik uw gewaardeerde aandacht voor General Manager mr. Robes.' Uitbundig begint Junior Manager te klappen. De hele zaal valt in, ik wacht liever af of de man iets zinnigs te vertellen heeft.