Liedje van verdriet (Het leven van: Esther) titel : Liedje van verdriet (Het leven van: Esther)
categorie : 9+ (AVI 7)
pagina's : 87
illustraties : Alice Hoogstad
uitgeverij : Zwijsen (serie Het leven van ..)
1e druk : 2004
ISBN : 90 276 7746 8

Alles is anders geworden voor Esther op die rotte novemberdag. Het is de dag dat haar oudere zus Judith is verongelukt. De dood van Judith maakt Esther verdrietig, maar ook boos. Haar ouders zijn als de dood dat háár ook iets ergs overkomt en ze mag niet eens meer wilde spelletjes doen.
Esther brengt briefjes voor Judith naar de oude boom vlak bij de plaats van het ongeluk.
Van wie zijn de briefjes en de liedjes die ze ook in de boom ontdekt?


Recensie
Sinds haar zusje Judith is verongelukt, zijn de ouders van de 11-jarige Esther overbezorgd om hun dochter. Dit benauwt de levenslustige Esther. Stiekem verstopt ze briefjes in een boom dichtbij de plaats van het dodelijke ongeluk. Een klasgenoot van Judith, die heimelijk verliefd op haar was, doet hetzelfde. Na aanvankelijke argwaan vinden de kinderen troost bij elkaar en sluiten vriendschap.
Het worstelen van Esther met haar eigen pijn en de angst en het verdriet van haar ouders en een ontspannen houding ten opzichte van haar vrienden zijn in korte, heldere zinnen weergegeven. Eenvoudige zwartwittekeningen ondersteunen goed het verhaal.

Biblion 2004

Liedje van verdriet geeft een mooi beeld van het proces dat een gezin doormaakt als een van de kinderen plotseling overlijdt.
Vakblad Uitvaart maart 2010
http://www.uitvaartvereniging-twijzel.nl/index.php?option=com_content&view=category&layout=blog&id=38&Itemid=67
 

Fragment

Je weet toch dat we niet willen dat je daar komt. Dat zeggen papa en mama vast als ze het ontdekken en ze zullen er treurig bij kijken.
Een ander gezicht hebben ze niet eens meer.
Esther kijkt om zich heen. Het is rustig, niemand die haar kent. Wie kan verklikken dat ze op deze weg fietst?
Ze komt hier af en toe wel eens met papa en mama in de auto langs. Dan kijkt Esther expres niet als ze voorbij de plek rijden. Maar gelukkig nemen ze meestal een andere route om naar de stad te gaan.
Ze begrijpt zelf niet waarom ze er deze woensdagmiddag juist heen wil. Tegen papa heeft ze gezegd dat ze naar Joyce ging. 'We houden samen een spreekbeurt over skateboarden. Daar gaan we vanmiddag aan werken,' had ze gezegd.
Papa had goedkeurend geknikt en was meteen al weer met zijn gedachten weg. Met zijn hoofd bij zijn werk dat boven wachtte, of bij Judith?
'Half zes thuis, hè. En voorzichtig zijn,' had hij natuurlijk nog geroepen. Het klonk alsof een robot het zei. Zoals hij dat elke woensdagmiddag zegt als ze weggaat.
'Jaahaa,' had ze geroepen.
Neehee, had ze gedacht. Ik ga lekker heel hard fietsen, en slingeren, van links naar rechts zwaaien over de fietsstrook, met mijn handen los, en met mijn voeten op het stuur. Nou goed?
Nu fietst ze hier, heel netjes en rustig. Zelfs met allebei haar handen aan het stuur, terwijl ze zo graag met losse handen fietst.
Gek dat ze dat op deze weg toch niet doet. Ze zou het gewoon niet kunnen.
Ze is er bijna. Daar, net voorbij de bocht, is het gebeurd. Ze kan nog omdraaien, ze hóeft de plek niet te zien. Ze hoeft dat van niemand en van papa en mama mág ze hier niet eens komen.
Ze knijpt in haar remmen, ze zal omdraaien.
Maar het is of ze een tikje op haar schouder voelt: ga maar.
Ze schrikt, was dat de stem van Judith, heel zacht?
Ze schudt haar hoofd, de stem van Judith zal ze nooit meer horen. Ze fietst door en dan is ze er al. Ze remt en stapt af. Daar staat hij, vanuit haar rechterooghoek ziet ze zijn grote gestalte. Maar ze durft niet te kijken, ze is te bang voor wat ze zal zien.
Een grote, oude boom, dat weet ze toch. Maar geen gewone boom. Die boom!
Hij heeft het allemaal gezien op die rotte novemberdag, al bijna vijf maanden geleden.
Ze legt haar fiets in het gras en dan pas durft ze te kijken. Aan de voet van de boom ligt een bosje rode tulpen, rood, de lievelingskleur van Judith. Ze heeft geen idee wie dat daar heeft neergelegd. Van papa en mama heeft ze nooit gehoord dat die hier komen.
Net boven de tulpen hangt een wit bordje.
Judith Meerhof, twaalf jaar.
Een paar woorden zijn het, maar alles staat er. En toch staat er eigenlijk ook niets. Judith is zo veel meer dan vier woorden. 'Judith, waar ben je?' Esther heeft het hardop gezegd. Het kan haar niet schelen, niemand hoort haar.
Maar Judith misschien wel. 'Ditje, ben je hier?'